Spring naar hoofd-inhoud

Nieuwsbericht

Mensenschuw!

Ik had er altijd een hekel aan als mijn moeder zei, vroeger was alles beter, dat was niet zo en is nog steeds niet zo. Maar voor sommige zaken geldt dit wel.

Ik denk terug aan 1982 mijn eerste baan als intercedente in Delfzijl, iedere uitzendkracht kende je persoonlijk, je wist het wel en wee en ook welk werk hun voorkeur had. Je wist op vrijdag dat hun baan ophield en herplaatste ze en maandag waren ze weer aan het werk.

Vrijdagochtend kwamen verpleegkundigen uit de nachtdienst hun werkbriefje inleveren dronken een kop koffie en je kreeg een schat aan informatie over de inlener en de personeelstekorten. Direct in actie om actief aan te bieden.

In de middag kwamen de techneuten, de havenarbeiders, de productiemedewerkers en de administratieve krachten, biertje, frisje of wijntje. Vaak vertrok de laatste pas om 20.00 uur. Maar je had weer heel veel goede gesprekken gevoerd. En oprechte aandacht voor je uitzendkracht. Goed werkgeverschap, maar ook veel sales informatie waar je direct je commerciële voordeel mee kon doen.

Bij veel uitzendorganisaties wordt tegen de uitzendkracht, als hij nog maar op de drempel staat, gezegd dat hij zich digitaal moet inschrijven, gemiste kans om die unieke uitzendkracht direct te kunnen plaatsen.

Daarnaast hoe wil je je onderscheiden als uitzendorganisatie als je alles digitaal en telefonisch afhandelt. Dat kan iedereen, je voegt niets toe.

Wat goed is van deze tijd is automatisering, waardoor je zoveel efficiënter kunt werken. In 1982 vulden wij alle werkbriefjes vooraf met de hand in. Gelukkig is die tijd voorbij. Maar de essentie van het werk is nog steeds dat je werkgever bent, verantwoordelijk voor werkzekerheid, voor veilig en gezond werk, voor de ontwikkeling van de uitzendkracht, maar ook bijvoorbeeld voor financiële problemen van de uitzendkracht. De uitzendkracht verdient het gezien en gesproken te worden. En geloof me het vertaalt zich in meer uren, omzet en winst!

Op deze pagina vind je alle columns geschreven door Adriana Stel en Chantal Huinder.